woensdag 16 mei 2012

Tim Krabbé

Had ik op deze plek al eens gezegd hoeveel bewondering ik heb voor Tim Krabbé? Toegegeven, zijn proza-oeuvre is bij elkaar dunner dan De Ontdekking van de Hemel of één willekeurig boek van Thomas Rosenboom. Maar wat hij geschreven heeft (De Grot, Vertraging, Het Gouden Ei bijvoorbeeld) is van grote klasse. Een zeldzame mix tussen extreem spannend en een sterke inhoud. Naast romans schreef hij een serie zeer sterke korte verhalen. Maar Krabbé heeft nog meer in zijn mars. In zijn dagen was hij een zeer verdienstelijk amateurwielrenner én een hele goede schaker. Hij kon niet kiezen tussen de opwinding van schaken in tijdnood en roes van een massaspurt en deed het daarom allebei. En natuurlijk schreef hij ook boeken over beide onderwerpen. Hele goede boeken. Over fietsen verscheen De Renner en 43 Wielerverhalen. Schaakliefhebbers lezen vol verrukking twee boeken over schaakcuriosa. Wat een talent en wat een voorrecht om daarvan te mogen genieten.

Zelfs vindt de mus een huis

Een ware vruchtbaarheidsexplosie aan de Noorderlaan. Aan de achterkant van ons huis is een mussengezin ingetrokken. Hoe ze dat gedaan hebben weet niemand, maar ze zijn erin geslaagd om zich toegang te verschaffen tot een holte tussen het dak en het plafond van het balkon. Daar tjilpen en kwetteren ze nu de hele dag. Ondertussen vliegt moeder (of vader? hoe werkt dat bij mussen?) constant heen en weer met lekkere hapjes. Gisteren vroeg nieuwsgierige Anne-Grethe zich af waarom een grijze poes toch telkens onder een struik onder ons voor-balkon kroop. Ze ging het dier achterna en ontdekte daar tot haar grote opwinding een nest met twee pasgeboren poesjes. Voorlopig laten we die daar rustig zitten en voederen we moeder, zodat die haar zware taak kan volbrengen. Real beziet het ondertussen zuinigjes. Luidruchtig voer aan de achterkant en een charme-offensief van een concurrent aan de voorkant. Als dat maar goed gaat.

vrijdag 4 mei 2012

Koninklijk

Na Snuf de Hond, K. Norel, Oorlogswinter en alle andere mogelijke oorlogsboeken, begon mijn volwassen leesleven met Stephen King. Veel te jong eigenlijk, achteraf bezien. Want ik denk dat ik dertien was toen ik uit de bieb thuiskwam met Dodelijk Dilemma. Het boek maakte een verpletterende indruk. Het was spannend, Amerikaans en het beschreef een totaal andere wereld. Achterop prijkte een portret van King. Hij zag er cool uit, al kende ik dat woord toen nog niet. Later bleek dat King eerder lelijk is dan cool, maar toen was het beeld bij mij al ingebrand als archetype van De Schrijver. Na dat eerste boek volgde een hele reeks. Ik verslond ze, sjoemelde mijn schoollijst bij elkaar om toch vooral maar King te kunnen lezen. Christine, Carrie, The Shining, De Gloed, Bezeten Stad, Cujo, Misery, De Beproeving, De Bachman-boeken en Het. Het! Het ultieme horrorboek. Misschien wel de ultieme roman, totdat die goedkope verfilming alles verknalde. Tegen het einde van mijn middelbare schooltijd, begon 'echte literatuur' om voorrang te dringen. Mulisch was een tijdje mijn held. Umberto Eco volgde en toen was het hek van de dam. Thomas Rosenboom, Kafka, Irving, Gabriel Garcia Marquez, Tim Krabbe, Gontsjarow, Dostojevski, De Winter. Och wat was het allemaal leuk en goed en hoogstaand. Echt waar hoor. Maar een keertje totaal de tijd vergeten, besef van dorst en honger verliezen en vervolgens niet met het licht uit durven slapen?... Ho maar. Voor mijn verjaardag kreeg ik 22-11-1963, de meest recente grote roman van Stephen King. Tuurlijk, de 64-jarige King of Horror is royaal met het opentrekken van alle mogelijke gemoedsregisters en kent inmiddels een hele trucendoos aan effecten om zijn lezer steeds de goede kant op te loodsen. Maar na 879 pagina's wist ik wel weer precies waarom Stephen King dé King is.

Leve de koningin(nen)

Met de t-shirts aan die ze dit voorjaar in Engeland kregen, reden we maandag naar Duitsland. Precies ja, uitgerekend op Koninginnedag. We shopten een lekkere picknicklunch bij elkaar (en sloegen wat billige spiritualien in) om vervolgens de grens weer over te steken. Naar Twente, ook een beetje een land op zich. In de buurt van Oldenzaal beklommen we de Tankenberg en wandelden door een prachtig natuurgebied. Dat viel de dames zo zwaar, dat ik beslist niet geloofd werd toen ik zei dat de route 4 kilometer lang was. Puffend en steunend werd me te kennen gegeven dat honderdduizendmiljoen kilometer meer in de buurt kwam. In Oldenzaal ontdekten we vervolgens dat rommelmarkten overal rommel-markten zijn en begaven we ons via een ijsje in een McDonalds aan de A1 weer huiswaarts. Een royaal dagje voor onze koninginnen, dacht ik zo.